Controles

Voor kinderen en volwassenen die drager blijken worden regelmatige controles bij de (kinder)cardioloog geadviseerd. Voor hen geldt bepaalde medicijnen te vermijden en bij koorts een ECG te laten maken en/of actief de koorts te verlagen.
Als een kind geen drager blijkt van de DNA variant van zijn/haar vader/moeder wordt geadviseerd om nog een keer een ECG te maken na het 18e jaar. Voor volwassenen geldt het advies, als ze geen drager zijn, om eenmalig een gewoon en een Brugada geplakt ECG te maken. Als ook dat normaal is, zijn regelmatige controles bij de cardioloog verder niet nodig. De reden dat we voor kinderen en volwassenen toch nog eenmalig een ECG adviseren is omdat naast het SCN5A gen andere, nog niet ontdekte, erfelijke factoren een rol spelen.

Brugadasyndroom zonder een afwijking in het SCN5A-gen
Als er bij het familielid met Brugada syndroom geen afwijking in het SCN5A gen is gevonden, dan is ook er geen bloedtest (DNA-onderzoek) bij familieleden mogelijk. In dit geval zullen kinderen eenmalig gezien worden door de kindercardioloog voor een ECG en een Brugada ECG. Daarna hoeven ze niet gecontroleerd worden tot hun 18e jaar. Na het 18e jaar, dus voor volwassen familieleden van iemand met Brugadasyndroom, wordt naast het ECG en Brugada ECG dan ook een Ajmalinetest geadviseerd. Als iemand op deze testen geen afwijkingen heeft, kan de diagnose Brugadasyndroom niet gesteld worden en zijn regelmatige controles bij de cardioloog voor hen (en hun eventuele kinderen) niet nodig.