
Webinar Brugada Syndroom
Harteraad organiseert samen met het Erasmus MC een online informatieavond voor mensen met het Brugada syndroom en hun familieleden. Dr. Sing-Chien Yap (cardioloog-elektrofysioloog), dr. Janneke
Lees hier meer over mijn verhaal over het Brugada syndroom en waarom ik deze website ben begonnen
Hier kun je informatie vinden over het Brugada syndroom. Bijv. de veelgestelde vragen
Een prachtige community om met lotgenoten in contact te komen
Een gezamenlijke blog voor alle leden
Harteraad organiseert samen met het Erasmus MC een online informatieavond voor mensen met het Brugada syndroom en hun familieleden. Dr. Sing-Chien Yap (cardioloog-elektrofysioloog), dr. Janneke
In samenwerking met het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) organiseert de ICD App op woensdag 14 april om 20:00 uur de webinar” ICD & autorijden”.Tijdens dit webinar (via
Het Amsterdam UMC en ERN GUARD-Heart hebben donderdag 21 januari 2021 een online bijeenkomst georganiseerd, waar zij een uitleg hebben gegeven over COVID-19 vaccinatie bij
Het gaat om de volgende patiëntengroepen: 1. Alle patiënten met Brugada syndroom (inclusief patiënten bij wie de diagnose is gesteld obv een positieve medicamenteuze provocatietest
Graag nodigt het UMC Amsterdam u uit om deel te nemen aan de online informatie bijeenkomst die we organiseren op donderdagavond 21 januari om 20.00 uur. Het
Het Brugada-syndroom is een erfelijke aandoening waarbij de elektrische activiteit van het hart verstoord is. Dit kan leiden tot verschillende ritmestoornissen. Bij Brugada ziet het hart er normaal uit, maar is het ritme verstoord. Om het hart samen te laten trekken, zijn elektrisch geladen deeltjes nodig. Deze deeltjes heten ionen. De 3 belangrijkste ionen bij de prikkelvorming zijn calcium, natrium en kalium. Bij ongeveer een derde van de Brugadapatiënten is er een probleem met de natriumdeeltjes. Hierdoor stroomt er te weinig natrium de hartspiercellen binnen. Dan raakt het ritme verstoord.
Symptomen van het Brugada-syndroom kunnen zijn:
Niet iedereen met een erfelijke aanleg voor het Brugada-syndroom of een afwijkend ECG krijgt klachten.
De symptomen kunnen al bij kinderen voorkomen. Vaak treden ze pas op na het 30e jaar.
Het Brugada-syndroom is erfelijk. Op dit moment zijn niet alle genen (erffactoren) bekend waarin mutaties voorkomen die het Brugada-syndroom veroorzaken. Het belangrijkste bekende gen is het SCN5A-gen. Bij twintig procent van de mensen met het Brugada-syndroom wordt een SCN5A-mutatie gevonden. Kinderen van iemand met deze mutatie hebben vijftig procent kans om het Brugada-syndroom of de aanleg ervan te erven.
Erfelijke eigenschappen liggen opgeslagen in het DNA. Een gen is een klein stukje DNA dat in een cel wordt afgelezen en waarvan “boodschapper RNA” (messenger RNA; mRNA) wordt aangemaakt. Via dit mRNA worden uiteindelijk verschillende aminozuren gemaakt en in de juiste volgorde geplaatst. Zo wordt een polypeptide gevormd. Eén of een complex van verschillende polypeptiden kan een eiwit vormen. Een mens heeft in totaal ongeveer 20.000-25.000 genen.
Het zogenaamde SCN5A-gen zorgt voor de aanmaak van een eiwit dat een belangrijk onderdeel vormt van het natriumkanaal. Dit kanaal komt met name voor in de celwand van hartspier- en bepaalde darmcellen. Als het wordt geactiveerd, stromen er natriumionen door heen, de cel binnen. Natriumionen zijn elektrisch geladen deeltjes die een belangrijke rol spelen in de elektrische activatie van de cel.
Een aangeboren fout (ook wel mutatie) in het SCN5A-gen kan leiden tot een gestoorde aanmaak of functie van het natriumkanaal. Het kanaal kan bijvoorbeeld ongewoon lang open blijven staan (en te veel natriumionen doorlaten) of juist meer gesloten zijn (er gaan dan te weinig ionen door heen). De gevolgen voor het hart zijn zeer uiteenlopend.
Mutaties in het SCN5A-gen kunnen de volgende ziektebeelden veroorzaken:
Soms hebben mensen met een mutatie in dit gen totaal geen aantoonbare hartafwijkingen. Over het algemeen is er wel een verhoogde kans op dodelijke hartritmestoornissen en plotse hartdood. In het maagdarmstelsel kan een verandering in het SCN5A-gen aanleiding geven tot een gestoorde darmmotoriek. Dit kan tot een spastische darm leiden, met klachten als buikpijn en obstipatie.
Genetic modifiers
De SCN5A-mutatie (delPhe1617) kent zeer uiteenlopende ziektebeelden. Zo kan het zijn dat drager X nooit hartklachten heeft, terwijl drager Y (broer van X) al op 18-jarige leeftijd is gereanimeerd vanwege een acute hartstilstand door ritmestoornissen. De onderzoekers vermoeden dat het verschil in hartklachten wordt veroorzaakt door andere erfelijke factoren. Deze andere erfelijke factoren, oftewel “genetic modifiers”, komen dus samen voor met de SCN5A-mutatie. Waarschijnlijk veroorzaken ze op zichzelf geen ziekte of hartritmestoornissen, maar mogelijk wel in combinatie met de SCN5A-mutatie andere hartaandoeningen, zoals bijvoorbeeld een hartinfarct. Wellicht kunnen bepaalde modifiers ook een beschermende werking hebben. Een belangrijk doel van de Worm Studie is om genetic modifiers te identificeren.
Het Brugada syndroom erft meestal autosomaal dominant over. Bij deze vorm van overerving
heeft elk kind van een persoon met (de aanleg voor) Brugada syndroom een risico van 50% om
de aanleg over te erven (Figuur 1). In ongeveer 20-30% van de personen met Brugada syndroom
kan een ziekteveroorzakende verandering (mutatie) worden aangetoond in het SCN5A gen. In
de meeste families is deze aanleg geërfd van één van de ouders.
Families waarin wel een mutatie is gevonden: Als bij iemand met BrS een SCN5A-mutatie is aangetoond, kunnen familieleden worden onderzocht op dragerschap van deze mutatie door middel van DNA-onderzoek in bloed. Dragers komen onder controle bij de cardioloog. Zoals hierboven beschreven, wordt bij familieleden die geen drager zijn vaak ook nog (in ieder geval eenmalig) cardiologisch onderzoek geadviseerd. Families waarin geen mutatie is gevonden In families waarin (nog) geen mutatie is gevonden die het BrS veroorzaakt, is het niet mogelijk om via DNA-onderzoek bij familieleden te testen wie wel of geen verhoogd risico op BrS heeft. In dit geval is het alleen mogelijk om de naaste familieleden door middel van cardiologisch onderzoek en eventueel een provocatietest te onderzoeken op kenmerken van BrS.
Voor kinderen van personen met het Brugada syndroom worden cardiologische controles geadviseerd vanaf ongeveer het 10e jaar, of eerder als een kind klachten heeft of wanneer er familieleden zijn bij wie de ziekte op jonge leeftijd is ontstaan. Wel is het raadzaam om op jonge leeftijd (vanaf enkele weken na de geboorte) eenmalig een elektrocardiogram (ECG of hartfilmpje) en een ECG bij koorts te laten maken en om daarna koorts te bestrijden met paracetamol. Ook adviseren we kinderen voorafgaand aan vaccinaties paracetamol te geven.
Koorts verhoogd de kans op het ontstaan van hartritmestoornissen bij kinderen en volwassen met het Brugada syndroom. Daarom wordt geadviseerd om tijdens koorts laagdrempelig koorts te onderdrukken met paracetamol.
Een gespecialiseerde arts herkent Brugada vaak op een hartfilmpje (ECG). Soms is de afwijking daar niet op te zien. Dan kan een speciaal ECG, een Signal Average Elektrocardiogram meer duidelijkheid geven. De diagnose Brugada-syndroom volgt meestal pas na een (Ajmaline) provocatietest. Bij zo’n test wekken ze de ritmestoornissen op met medicijnen.
Andere onderzoeken die je soms krijgt zijn:
Inspanningstest (fietstest) elektrofysiologisch onderzoek en/of holteronderzoek(24- of 48-uursregistratie van het hartritme)
Bij een Ajmaline provacatietest wordt via een infuus de stof ajmaline
toegediend. HIerdoor kan men nagaan of zich specifieke afwijkingen
op het hartfilmpje (ECG) voordoen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd
door een gespecialiseerd verpleegkundige in aanwezigheid van een
cardioloog. De cardioloog kan aan de hand van het hartfilmpje (ECG)
vaststellen of u het Brugada syndroom heeft.
Het onderzoek
Een verpleegkundige brengt een aantal plakkers aan op uw borst.
Hiervoor is het nodig dat u uw bovenlichaam ontkleedt. Op de plakkers
worden draden bevestigd, waarmee u wordt aangesloten op de
hartritmemonitor, een apparaat dat uw hartritme registreert. Daarnaast
krijgt u een infuusnaald in uw arm. Hierdoor geeft de cardioloog u
iedere minuut de hoeveelheid ajmaline die hoort bij uw gewicht. Tot
slot krijgt u een bloeddrukband om uw arm, die elke twee minuten
automatisch uw bloeddruk meet. Terwijl de ajmaline inloopt, wordt elke
twee minuten een hartfilmpje (ECG) gemaakt en wordt uw bloeddruk
gemeten. Dit duurt ongeveer tien minuten. Tijdens het onderzoek
ligt u op een bed. Het is belangrijk dat u tijdens het maken van de
hartfilmpjes stil ligt. Zo ontstaat het juiste beeld van uw hartritme.
Bijwerkingen
Ajmaline kan de volgende bijwerkingen veroorzaken:
Doordat ajmaline binnen enkele
minuten is uitgewerkt, verdwijnen deze klachten ook weer snel.
Tijdens het inlopen van het medicijn (ajmaline) is er een heel kleine kans
dat er ritmestoornissen optreden, waarvoor direct medisch ingrijpen
noodzakelijk is. Apparatuur en medicijnen om deze ritmestoornissen te
behandelen zijn altijd aanwezig. Daarom zijn er tijdens het onderzoek
een gespecialiseerd verpleegkundige en een cardioloog aanwezig. Als
deze ritmestoornissen op onze afdeling optreden loopt u geen enkel
risico.
Na het onderzoek
Als het onderzoek zelf klaar is, blijft u nog minimaal een uur aangesloten
op de hartmonitor. De cardioloog en de verpleegkundige kunnen zo
goed bekijken of op het hartfilmpje afwijkingen te zien zijn die duiden
op het Brugada syndroom.
Als het hartfilmpje geen veranderingen laat zien, mag u in overleg met
de arts naar huis. U mag weer alles doen wat u gewend bent.
Wanneer zich wel hartritmestoornissen hebben voorgedaan of bepaalde
veranderingen op het hartfilmpje te zien zijn, is het mogelijk dat de
cardioloog u wil opnemen ter observatie.
Brugada kan niet worden genezen. Soms heeft iemand geen klachten en zijn er geen duidelijke afwijkingen te zien bij onderzoek van het hart. Dan is behandeling niet altijd nodig. Als je een hoog risico hebt op gevaarlijke ritmestoornissen, dan is behandeling wel nodig. De meest voorkomende behandeling is het plaatsen van een ICD. Er loopt ook een onderzoek naar een speciale ablatietechniek. Voor sommige patiënten kan dat helpen. Het is nog geen reguliere behandeling, daarvoor is meer onderzoek nodig.
Sommige medicijnen kunnen de symptomen van Brugada verergeren. Dat is gevaarlijk. De cardioloog kan vertellen welke medicijnen iemand moet vermijden. Het gaat onder andere om bepaalde medicijnen: die het hartritme beïnvloeden tegen epilepsie tegen depressie Meld dus altijd bij een behandelend arts of tandarts dat iemand het Brugada-syndroom heeft. Op https://www.brugadadrugs.org/ is te vinden welke medicatie veilig en onveilig zijn.
Bij zwangerschap krijgt u vaak rond de 20 weken een extra elektrocardiogram (ECG of hartfilmpje). Wij adviseren u om te bevallen in een UMC (universitair medisch centrum), omdat er weinig ervaring is met bevallingen bij vrouwen met het Brugada syndroom.
Wanneer een erfelijke aanleg binnen de familie is aangetoond, zijn er enkele mogelijkheden
omtrent kinderwens.
Hartritmestoornissen behoren wereldwijd tot de belangrijkste ziekte- en doodsoorzaken. Hoewel omgevingsfactoren een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van cardiale aritmieën, tonen familiale en populatiestudies evenwel een erfelijke betrokkenheid aan. Congenitale primaire hartritmestoornissen zijn te wijten aan defecten in de elektrische eigenschappen van het – structureel normaal – hart. Dat verstoort het gecoördineerde proces van openen en sluiten van ionenkanalen en bijgevolg de actiepotentiaal in de hartcompartimenten.
Brugada syndroom is één van de meer frequent voorkomende hartritmestoornissen en wordt op een autosomaal dominante manier met variabele penetrantie en expressie overgeërfd. Aan de hand van functionele analysen konden we het precieze mechanisme dat aan de basis ligt van dat syndroom gedeeltelijk verklaren. Genetische studies slagen er tot op heden echter niet in het verder te ontrafelen. Integendeel, het handvol geïdentificeerde betrokken genen blijkt slechts voor ongeveer 20 à 30% van Brugada syndroompatiënten een verklaring te bieden. Hoog tijd dus om op zoek te gaan naar andere mogelijke causale genen. Dankzij een recente en revolutionaire technologische vooruitgang in de moleculaire genetica is dat nu ook mogelijk. Waar we tot voor kort gen per gen moesten analyseren, laat ‘Next generation sequencing’ toe de vele kandidaat-genen simultaan in parallel te bestuderen tot zelfs alle coderende regio’s van het volledige genoom, namelijk het exoom.
De impact van gevonden mutaties en/of polymorfismen zal enerzijds fenotypisch gecorreleerd worden. Anderzijds worden ze verder in-vitro bestudeerd op transcriptie- en expressieniveau alsook electrofysiologisch.
De kliniek zal voornamelijk baat hebben bij de extrapolatie van onze mutatieanalyse en in-vitrostudies op vlak van het patiëntmanagement. Voornamelijk qua preventie, de risicostratificatie, de presymptomatische, prenatale en pre-implantatie genetische diagnose, de behandeling en de stratificatie van subklassen van patiënten verwachten we een impact.
Een ICD is een apparaatje dat ingrijpt bij gevaarlijke hartritmestoornissen. De ICD geeft een schok om het normale hartritme te herstellen. Hiermee voorkom je een hartstilstand. Een ICD bestaat uit 2 delen: het kastje en de elektrode(n) die voor de signalen van en naar het hart zorgen.
De afkorting ICD staat voor Implanteerbare Cardioverter Defibrillator.
Implanteerbaar: wordt onder de huid aangebracht
Cardioverter: het omzetten (converteren) van een afwijkend hartritme naar een normaal ritme
Defibrillator: het afgeven van een schok om het hart te defibrilleren
Brugadapatiënten met een hoog risico op ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren krijgen een ICD. Voor hen is er namelijk geen medicijn dat voldoende bescherming tegen levensbedreigende ritmestoornissen biedt.
Bij een snelle ventrikeltachycardie of ventrikelfibrilleren trekken de kamers niet meer samen. De bloedsomloop ligt dan stil en het lichaam krijgt geen zuurstof meer. De patiënt wordt duizelig en verliest het bewustzijn. Er is sprake van een hartstilstand.
Een ICD reageert bij een levensbedreigende ritmestoornis van de hartkamers vrijwel onmiddellijk als hij een abnormaal snel kamerritme (tachycardie) of een chaotisch ritme van de kamer (fibrilleren) signaleert. Binnen 15 seconden geeft de ICD dan een schok. Indien nodig wordt dit met tussenpozen van 10 tot 15 seconden herhaald. Meestal is het hartritme na 1 of 2 schokken weer normaal.
Als de ritmestoornis in de hartkamers niet levensbedreigend is, probeert de ICD het hartritme met kleinere elektrische prikkels te herstellen. De ICD geeft alsnog een schok als de stoornis niet op de prikkels reageert of erger wordt. De ICD treedt ook in werking bij een te trage hartslag (bradycardie). Hij werkt dan als een normale pacemaker.
De implantatie van een ICD gebeurt grotendeels onder plaatselijke verdoving. Een ICD heeft 1 tot 3 geleidingsdraden (elektroden). Dit is afhankelijk van de hartziekte. Er wordt altijd een elektrode in de rechterkamer geplaatst. Soms zijn ook elektroden in de rechterboezem en/of op de linkerkamer nodig.
De ICD komt meestal onder het linkersleutelbeen. Bij mensen die de linkerarm veel gebruiken is dit soms het rechtersleutelbeen. Een enkele keer plaatst de arts de ICD in de buik. De cardioloog maakt een kleine holte onder de huid, waarin de ICD wordt geplaatst. Meestal wordt de ICD meteen bij de operatie aangezet en ingesteld. De arts voert een test uit om te kijken of de elektroden op de goede plek zitten en of de ICD de ritmestoornis herkent. Hiervoor wekt hij een kunstmatige hartritmestoornis op. Dit gebeurt onder lichte narcose.
De ingreep duurt meestal anderhalf tot twee uur. De implantatie van een biventriculaire ICD kost meer tijd, omdat er een extra elektrode geplaatst moet worden en het soms moeilijk is om de juiste plaats voor de linkerkamerelektrode te vinden.
De implantatie van een ICD brengt weinig risico’s met zich mee. De complicaties die soms optreden zijn:
Vaak voelt de patiënt de schok niet aankomen. Soms zijn er vooraf klachten zoals duizeligheid of hartkloppingen. Hoe veel en hoe vaak iemand een schok krijgt, verschil per persoon. Sommige ICD-dragers krijgen nooit een schok. De meeste patiënten voelen een ICD-schok als een harde slag of stoot midden op de borst en/of tussen de schouderbladen. Soms voelt iemand de schok niet, omdat hij door de ritmestoornis al buiten bewustzijn is geraakt.
Er zijn ook ICD’s die afwijken van de algemene beschrijving, omdat ze een extra functie hebben of anders worden geïmplanteerd:
CRT-D of biventriculaire ICD: een ICD voor mensen met hartfalen die niet alleen ingrijpt bij gevaarlijke ritmestoornissen, maar die er ook voor zorgt dat het hart efficiënter pompt. Dit wordt ook wel cardiale resynchronisatie therapie genoemd
S-ICD (subcutane ICD): bij deze ICD wordt er geen elektrode in of op het hart geplaatst, maar wordt de elektrode onder de huid aan de linkerkant van de borstkas vastgemaakt
uitwendige draagbare defibrillator: een soort vest dat men onder de kleding draagt en dat geschikt is voor tijdelijk gebruik. Deze defibrillator wordt ingezet wanneer de ritmestoornis misschien nog overgaat, of wanneer er om verschillende redenen niet direct een ICD geïmplanteerd kan worden
Na de implantatie blijft u meestal 1 of 2 dagen in het ziekenhuis. Voor het herstel na de operatie moet u 6 tot 8 weken rekenen. In deze weken moeten de elektroden de kans krijgen om vast te groeien in het hart. Houd daarom de volgende regels aan:
Een ICD moet regelmatig gecontroleerd worden. Hiervoor heeft de ICD-drager contact met de cardioloog en de ICD-technicus. De patiënt moet meestal 2 keer per jaar naar het ziekenhuis. De ICD-technicus controleert dan of de ICD goed werkt en of de instellingen juist zijn. Ook wordt de batterij van de ICD gecontroleerd. De cardioloog controleert het hart en het hartritme en leest de gegevens uit het geheugen van de ICD uit om te kijken of deze goed heeft gewerkt.
Bel altijd de cardioloog als:
Sommige medische behandelingen kunnen de werking van de ICD beïnvloeden. Dan zijn voorzorgsmaatregelen nodig of moet een alternatief voor de behandeling gezocht worden.
De patiënt overlegt vooraf met de cardioloog over de volgende onderzoeken of behandelingen:
Als de batterij van een ICD leeg is, dan moet de hele ICD vervangen worden. De levensduur van de ICD’s en CRT-D’s is 5 tot 10 jaar. De levensduur is afhankelijk van de instellingen van de ICD en hoe vaak de ICD een schok moet geven. CRT-D’s gaan over het algemeen minder lang mee dan standaard ICD’s.
Bij elke controle in het ziekenhuis en via telemonitoring wordt het energieniveau van de batterij gecontroleerd. Als het energieniveau beneden een bepaalde waarde komt, dan wordt de ICD op korte termijn vervangen. Dit gebeurt ruim op tijd, voordat de batterij leeg is. Als na controle blijkt dat de elektroden nog goed werken, dan worden deze weer aangesloten op de nieuwe ICD. Af en toe komt het voor dat de elektroden toch vervangen moeten worden.
Als een ICD-drager een hartstilstand krijgt, dan geeft de ICD automatisch een of meerdere schokken om het hart weer op gang te brengen. Mocht dit toch niet gebeuren, dan geldt de volgende instructie:
Als het goed is geeft de ICD zelf een schok bij een hartstilstand. Mocht er toch een hartstilstand optreden, dan gelden er speciale instructies bij het gebruik van een AED:
Moderne ICD’s zijn goed beschermd tegen invloeden van buitenaf. Een sterk elektromagnetisch veld kan de ICD toch storen. Als de ICD reageert op een magnetisch veld van een apparaat is dit meestal tijdelijk. Door weg te lopen van het apparaat, werkt de ICD direct weer normaal. Raadpleeg bij twijfel je arts.
Bij contactsporten (bal- of vechtsporten) kan een trap of klap op de plek van de ICD pijnlijk zijn. Meestal gaat de ICD hier niet van kapot. Er kan wel een elektrode beschadigen. Bespreek daarom met de cardioloog welke vormen van sport mogelijk zijn. Sommige activiteiten, zoals zwemmen of bergbeklimmen, zijn beter om te vermijden of om samen met anderen te doen. Bij deze activiteiten is het gevaarlijk om bewusteloos te raken.
Autorijden na implantatie van een inwendige defibrillator is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. In ieder geval is de patiënt gedurende een observatieperiode van 2 maanden na de implantatie of na een schok niet rijgeschikt.
Als na die 2 maanden bij de controle blijkt dat de ICD geen schok heeft afgegeven, ontvangt de patiënt van de cardioloog een geschiktheidsverklaring. Daarmee kan hij bij het CBR een rijbewijs aanvragen voor privégebruik (code 100) of beperkt beroepsmatig gebruik (code 101). Geeft de ICD na de observatieperiode opnieuw één of meer schokken, dan is de patiënt weer 2 maanden niet rijgeschikt. Een ICD-drager mag alleen nog gebruik maken van de rijbewijzen van Groep 1 (A, B, B+E). Voor de rijbewijzen van Groep 2, dus ook voor het zogenaamde Groot Rijbewijs, komt de ICD-drager niet in aanmerking.
Op de website van Stichting ICD-dragers Nederland vind je meer informatie over autorijden met een ICD.
Met een ICD mag je gewoon op vakantie. Ook met het vliegtuig. In geval van een schok of problemen met de ICD, kun je ook in het buitenland terecht in een ziekenhuis. De fabrikant van de ICD heeft de meest recente lijst van ziekenhuizen in de directe omgeving van je vakantieadres.
Op de website van de STIN staat nuttige informatie voor als je op vakantie gaat. Bijvoorbeeld een brief in diverse talen waarin staat dat je ICD-drager bent en de contactgegevens van alle ICD-fabrikanten.
Het oppakken van het dagelijks leven als ICD-drager levert meestal geen problemen op. In verband met de wondgenezing wordt meestal geadviseerd tot aan de eerste poliklinische controle niet te werken. De eerste weken is zwaar lichamelijk werk niet toegestaan.
Soms aanpassingen nodig
Apparatuur in werkplaatsen of fabrieken, grote generatoren, krachtcentrales en inductieovens kunnen de werking van de ICD beïnvloeden. In zo’n situatie is het verstandig om de werkomgeving te laten controleren op veiligheid voor de ICD voordat het werk hervat wordt. Wanneer voor het werk gebruik gemaakt wordt van een auto, dan moet rekening gehouden worden met de voorwaarden die hieraan gesteld zijn voor ICD-dragers. Ook werken op grote hoogten (bijvoorbeeld op een ladder) is risicovol vanwege de kans het bewustzijn en het evenwicht te verliezen door hartritmestoornissen en duizeligheid.
In enkele gevallen betekent het dragen van een ICD dat de patiënt ander werk moet gaan doen. De patiënt kan de mogelijkheden met de werkgever of arbo-arts bespreken.
Bij een heel slechte conditie van het hart, kan de ICD de ritmestoornis soms niet meer opheffen. De ritmestoornis blijft bestaan, en de ICD geeft nog een aantal keer een schok. Bij de meeste ICD’s is dit maximaal 8 keer.
Dit is een heel ingrijpende ervaring voor de patiënt en zijn naasten. Daarom is het te overwegen om de ICD uit te schakelen voordat het stervensproces begint. Bijvoorbeeld op het moment dat duidelijk is dat verlenging van het leven niet meer gewenst is. Bespreek dit tijdig met de arts en familie.
Leuk dat je mijn website bezoekt. Ik hoop dat je hier kunt vinden wat je zoekt, zo niet neem dan gerust contact met me op!